4 december 2009

Geachte Kamerleden,
In de volgende week staat uw “Hoofdlijnendebat drugsbeleid” gepland.
 
In onze email aan u dd 28 october j.l (zie bijlage) stelden wij voor, het onderwerp “Drugsregulering” te laten bestuderen door de Brede Heroverweging– werkgroep 15: “Veiligheid en Terrorisme”. Drugsregulering biedt royaal uitzicht op besparingen van 20% of meer op de uitgaven voor criminaliteitsbestrijding. En op baanbrekende winst voor veiligheid en volksgezondheid.
 
Inmiddels vernamen we dat de werkgroep momenteel bestudeert welke onderwerpen zij gaat “heroverwegen”. Het lijkt ons bijzonder nuttig als er van uw kant wordt aangedrongen dat zij regulering van drugs in haar pakket opneemt.
 
Daarnaast vragen wij uw aandacht voor de volgende punten inzake Coffeeshops:
 
1. Hoe valt het te rijmen dat de regering enerzijds zegt de coffeeshops te willen behouden, maar anderzijds zwaar inzet om de cannabisteelt onmogelijk te maken? De PvdA heeft daarover terecht vragen gesteld.
2. Het aantal coffeeshops loopt steeds verder terug. Dat komt vooral omdat het Openbaar Ministerie jacht maakt op overtreding van de 500-gramsregel. Kan de regering aangeven hoeveel coffeeshops op die basis in de afgelopen 2 jaar zijn vervolgd en gesloten? Waarom acht de regering dat nuttig? Zij weet immers dat geen coffeeshop op 500-gram kan draaien, en wil zelf proeven toestaan met een grotere handelsvoorraad.
3. De Hoofdlijnenbrief stelt (4.2): “Het beleid van de afgelopen 15 jaar om coffeeshops tot aanvaardbare aantallen terug te brengen zal met enige aanpassing worden voortgezet”. Hoe groot zou dat “aanvaardbare aantal” moeten zijn? Momenteel voorzien coffeeshops slechts in de helft van de binnenlandse vraag naar cannabis. Illegale verkooppunten leveren graag –ook andere drugs!- aan jongeren onder 18 jaar. Ter bescherming van de jeugd ligt het eerder voor de hand, een adequaat netwerk van coffeeshops voor het gehele land te bewerkstelligen dat de zwarte markt de wind uit de zeilen neemt. Is het niet zinvoller te bezien welk aantal dáarvoor nodig is? En hoe denkt de regering een goede spreiding –die zij zegt na te streven- tot stand te brengen?
 
Hoogachtend – mr R. Dufour, voorzitter Stichting Drugsbeleid